Frankrijk en Maria Magdalena
Frankrijk en Maria Magdalena hebben een speciale band. Deze band gaat terug tot de eerste eeuwen van onze jaartelling en beleeft vervolgens tussen de elfde en dertiende eeuw een heropleving op vooral literair en cultureel gebied. Ook na de middeleeuwen blijft haar figuur vele schrijvers en kunstenaars inspireren en sinds het verschijnen van Dan Browns bestseller ‘De Da Vinci Code’ in 2003 is haar ster zelfs ongekend rijzende binnen met name esoterische kringen. Inmiddels zijn Franse plaatsen, die met Maria Magdalena’s verblijf in Frankrijk geassocieerd worden, populaire toeristenplaatsen en bedevaartsoorden geworden.
Volgens de legende zou Maria Magdalena, na de kruisiging van Jezus, via Alexandrië en Egypte gevlucht zijn naar Europa, en na een barre boottocht met enkele getrouwen (waaronder Jozef van Arimathea) via Marseille het vasteland van Europa –de Provence- bereikt hebben. De Provence was toen een bloeiende provincie van het Romeinse rijk, waar nog lange tijd een godinnencultus in stand werd gehouden (van bijvoorbeeld Diana Lucifera –de lichtbrengster- en Keltische godinnen en godenparen). In Frankrijk (het oude Gallië) zou Maria Magdalena begonnen zijn met het verkondigen van het ‘goede nieuws’. Eeuwenlang hebben religieuzen en plaatselijke autoriteiten in Frankrijk geclaimd dat haar stoffelijke resten begraven liggen in Vézelay; Ook zou ze daar ten hemel zijn gevaren. Feit is dat Vézelay, Rennes-le-Château en Sainte-Baume (waar ze veel tijd zou hebben doorgebracht) een soort ‘bedevaartsoorden’ werden en dat er meerdere kerken en kathedralen naar haar vernoemd zijn (Marie-Madeleine is de Franse naam voor Maria Magdalena).
Er zijn verschillende interessante aspecten aan Maria Magdalena. Ten eerste is daar de bijbels-historische context: pas de laatste decennia komt er meer aandacht voor haar plaats binnen het oorspronkelijke christelijke geloof en de vroegchristelijke (gnostische) stromingen. Deze plaats is duidelijk een heel andere dan die haar later in de middeleeuwen door de Kerk is toebedeeld. Met name in apocriefe geschriften en de geschriften gevonden bij Nag Hammadi in 1945 komt zij naar voren als een vrouw die het ‘Al’ kende, die Jezus’ naaste apostel was –zelfs de belangrijkste, aangezien ze apostola apostolorum genoemd wordt, apostel der apostelen. Of zij Jezus’ geliefde of vrouw was, melden de bronnen niet expliciet, maar onderzoekers geven aan dat de teksten die over haar gevonden zijn, wel sterk in deze richting wijzen. Interessanter dan de vraag of zij wel of niet Jezus’ vrouw was, is het gegeven dat zij een belangrijke plaats had naast Jezus, dat zij als vrouw zijn meest direct ingewijde was en zij mogelijk nodig was –juist door haar vrouwelijke natuur- om de conditie waarin Jezus zijn boodschap van de Christus kon verkondigen, op het aardse vlak te kunnen vervullen/vervolmaken. We vinden soortgelijke parallellen tussen de ‘gekoppelde energieën’ van bijvoorbeeld Shiva/Shakti, Osiris/Isis, Dumuzi/Inanna enzovoort. Over Maria Magdalena lezen we in de ‘Pistis Sophia’:
“Maria, jij begenadigde, die ik in alle hemelse mysteriën heb ingewijd, spreek openlijk, want jouw bewustzijn is meer dan dat van al je broeders gericht op het koninkrijk der hemelen.”*
Het is Jezus zelf die deze woorden uitspreekt. Wanneer Maria vervolgens openlijk spreekt, zegt hij ook nog tegen haar:
“Jij bent gelukzalig en vervuld, de gelukzalige omvattende volheid, die door alle geslachten zalig zal worden geprezen… Jij bent begenadigd boven alle vrouwen op aarde omdat jij de volheid der volheid en de voleinding der voleinding zult zijn.”*
Dat Maria Magdalena zal of mag gaan prediken, vinden we kort daarop terug in de Franse legenden, volgens welke zij inderdaad na aankomst in Marseille begon met het verkondigen van het blije woord.
Een tweede interessant aspect aan de figuur Maria Magdalena is haar invloed op het culturele-literaire leven in Europa vanaf ongeveer de elfde eeuw, met name in het Occitaanse taalgebied. In de Languedoc (letterlijk: de taal van ‘oc’, hetgeen ‘ja’ betekent) ontstond de rijke troubadourstraditie. Dit gebied was in de 11e en 12e eeuw onafhankelijk van Frankrijk en kende toen een grote bloeiperiode. Veel troubadours stonden op hun beurt in nauw contact met de Katharen voor wie Maria Magdalena een belangrijke vrouw was en de naaste ingewijde van Jezus. Er bestond dan ook een levendige Maria Magdalenacultus, die behalve de troubadourschansons (‘cansos’) ook al vrij vroeg de graaltraditie zou inspireren. De graal werd een vat van verbindingen waaromheen steeds meer legenden werden gewoven: verbindingen met de Keltische ketel van wedergeboorte (wie erin gedompeld werd, kwam herboren eruit tevoorschijn of verkreeg het eeuwige leven), met de schotel waarin Jezus’ bloed werd opgevangen (door Jozef van Arimathea aan het kruis), en de (olie)kruik van Maria Magdalena (waarmee zij Jezus ter ‘inwijding’ voor zijn naderende dood en herrijzenis gezalfd had. De associatie met de symboliek van de baarmoeder als poort tot de dood en wedergeboorte ligt hier om de hoek!). De beroemde Franse schrijver-dichter Chrétien de Troyes was zeer waarschijnlijk de eerste die het graalthema binnen de Arthuriaanse traditie introduceerde en de zoektocht naar de graal zou in de jaren daarna een interessante vermenging laten zien tussen Keltische, gnostisch-christelijke en christelijke invloeden. Maria Magdalena was voorts een belangrijke inspiratiebron voor vele schilderwerken, toneelstukken en passiespelen (zij was immers de eerste die Jezus aanschouwde na zijn opstaan uit de dood).
Hiermee geraken we meteen aan het laatste interessante aspect van Maria Magdalena: de sociaal-culturele. De cultus rondom Maria Magdalena was de Kerk een doorn in het oog. Zowel de Katharen als Maria Magdalena brachten naar voren dat het ware geloof van binnenuit werd verkregen, door verbinding met de liefde van de Christus en door innerlijk inzicht. Daar was geen bemiddeling van de kerk bij nodig. Maria dook steeds vaker op in toneelstukken en passiespelen, waar zij de eerste was die Jezus zag na zijn opstaan uit de dood. Daar moest een moralistisch tintje aan gegeven worden. Het was bovendien tevens de periode, dat vele kerkvaders en monniken openlijk hun afkeer van het lichaam (het ‘vlees’) en de seksualiteit uitten. De vrouw, als nakomeling van Eva, had de zonde de wereld in gebracht en er werd al eeuwen driftig geschreven en gediscussieerd over het ‘schepsel’ vrouw. De discussie ging over seksuele onthouding, maagdelijkheid, het spreken van vrouwen in het openbaar, de afkeuring van mooie kleding, make-up en sieraden (allemaal ‘vanitas’), wie Jezus’ eerste getuige mocht zijn na diens opstanding en de rol van (de erotiek in) het Hooglied. Met name in de 12e eeuw werden hier liters inkt mee vergoten. Precies allemaal thema’s die ook te maken hadden met Maria Magdalena. Als de kerk dan niet om haar cultus en heiligheid heen kon (hoewel zij ijverig verzocht om deze te onderdrukken!), dan moest deze in een vorm gegoten worden die bij de kerkelijke leer paste. In de middeleeuwen werd Maria Magdalena dan ook naarstig ‘herschreven’ tot een zondares en prostituee, die door haar toewijding aan de Christus en het ware geloof uiteindelijk verlost werd. In haar kon de middeleeuwse mens zich herkennen. Verlossing was mogelijk, zelfs voor de grootste zondares.
Deze ‘oplossing’ zou evenwel funest blijken voor de kijk op de vrouw gedurende de komende –pakweg- duizend jaar: Maria Magdalena werd ‘overgenomen’ door de kerk als een heilige, maar dan wel een die na een zondig en losbandig leven tot inkeer was gekomen en die verlost werd van haar zonden. Het concept van Magdalena als de ‘prostituee’ werd dus in de middeleeuwen geboren en moest als voorbeeld dienen voor alle verloren schaapjes (de gemiddelde Middeleeuwse burger die niet tot de clerus of adel behoorde) dat zelfs na het meest zondige of ‘lage’ leven verlossing mogelijk was (een slimme manier om meer zielen te winnen!); anderzijds werd als tegenhanger of alternatief de cultus rondom de heilige Maagd Maria gestimuleerd. De Maagd Maria was seksloos, dat wil zeggen ze had geen seks gehad (de kerkvaders konden opgelucht ademhalen), en dit was precies het beeld van de ideale vrouw binnen de kerk. Het concept van de vrouw als maagd of hoer was geboren.
De consequenties die deze ontwikkeling gehad heeft op het beeld van de vrouw mogen niet onderschat worden. Vrouwen werden steeds meer gezien als gevaarlijk voor het religieuze streven van de man, die ‘met het hoofd naar de hemel reikte’ en zich ver van het dierenrijk wilde onderscheiden. Een vrouw was een verleidelijk wezen, dat een man steeds van zijn religieuze streven zou afbrengen, en met iedere seksuele daad zou de man steeds meer aan het aardse, dierlijke rijk gekluisterd blijven. Ook in de literaire traditie vinden we deze ontwikkeling terug, zelfs al bij de troubadours, die met hun fin’amor (hoofse liefde) toch als zeer vrouwminnend te boek staan. Waren de gedichten en cansos aanvankelijk nog erotisch getint en was de Aanbeden Vrouwe (Domna) een reële (hoewel zeer stereotiepe) vrouw**, later veranderde de toon van de lyriek steeds meer in een devotie voor de heilige maagd Maria. Er zijn verhalen bekend dat wanneer een dame de liefde van haar aanbidder beantwoordde of zelf begon te dichten, deze hard wegliep en het erbij liet zitten, geschrokken van zoveel expliciet erotische belangstelling! Ook in de Arthurromans veranderde de kijk op vrouwen: waren ze in de oudste overleveringen aanvankelijk wijze vrouwen en geheime –en seksueel zeer actieve- inwijders, later werden ze steeds meer in een kwaad daglicht gesteld of als slechte heks weergegeven door de pennen van met name cisterciënzer monniken.
Hoe dan ook: Maria Magdalena bracht niet alleen vele monnikspennen in beweging, maar zou ook schrijvers en kunstenaars blijven inspireren (zo was de Italiaanse dichter Petrarca -14e eeuw- ook een ‘Maria-Magdalenatoegewijde en bezocht hij regelmatig de plaats Sainte-Baume). In onze tijd is het de kunst om te midden van zoveel beeldvorming over deze vrouw de verschillende invloeden te herkennen: hebben we te maken met een laatmiddeleeuwse variant of een gnostisch-vroegchristelijke? En staat Maria op zichzelf of is zij de vermenging van drie Maria’s: de vrouw uit Magdala, de zondares en de Maria uit Bethanië? Het lijkt mij het mooist om haar vooral te zien als de vrouw uit Magdala, waarin de Hebreeuwse woorden voor ‘groot(s)’ (gdola) en ‘toren’ (migdal) terug te vinden zijn. De vrouw die Jezus zalfde, waardoor hij de titel van ‘Christus’ (christos = de gezalfde = messias = hamasjiach = de gezalfde) mocht gaan dragen. Een mooier voorbeeld van symboliek van het Heilig Huwelijk vinden we haast niet in de bijbel (op wellicht het Hooglied na; maar in de 12e eeuw werd Maria Magdalena niet zelden vergeleken met de bruid uit het Hooglied, die op zoek ging naar haar bruidegom…)
*geciteerd uit Jacob Slavenburg, ‘Man en vrouw –samen één en toch twee’, Kampen, 2007, blz. 63-64
**vrijwel alle vrouwen uit de troubadourslyriek leken inwisselbaar, ze werden allemaal in soortgelijke bewoordingen geroemd en uiterlijk beschreven. Dit gebeurde wel vaker in de middeleeuwen, vergelijk ook de beschrijvingen van vrouwen binnen het petrarkisme en sprookjes, die in dezelfde tijd al op schrift gesteld werden, en –hoewel zogenaamd tijdloos- zich ook in een feodaal tijdperk lijken af te spelen…
Bronnen:
Jacob Slavenburg, ‘Man en vrouw –samen één en toch twee’, Kampen, 2007
Lynn Picknett, ‘Mary Magdalene, Christianity’s hidden goddess’, New York, 2003.
Bram Rossano, ‘Maria Magdalena, een vrouw met vele gezichten,’ Leuven, 2010
Margaret Starbird, ‘De vrouw met de albasten kruik – Maria Magdalena en de betekenis van de graal’, Deventer, 1995
Margaret Starbird, ‘Maria Magdalena, bruid in ballingschap’, Deventer, 2006