Gevallen, verstoten en onsterfelijke vrouwen in de Chinese literatuur (1)
Tijdens mijn studie Frans las ik meerdere malen de romans over Manon Lescaut, Marguerite Gautier (La dame aux camélias), Emma Bovary en Odette de Crécy (Un amour de Swann). Verhalen over vrouwen die ‘gevallen’ waren in de ogen van de maatschappij, courtisanes of echtbreeksters. Het waren verhalen die door mannen werden geschreven maar die mij buitengewoon fascineerden. Het leek of ik intuïtief die vrouwen heel goed begreep. In de Chinese literatuur vind je eveneens het thema van de courtisane (of concubine, bijvrouw) terug. En een aantal van deze vrouw streeft naar verlichting of onsterfelijkheid. Vrouwen die, vaak ondanks alle tegenslagen in hun maatschappelijke of persoonlijke leven, hun innerlijke ‘reinheid’ wisten te bewaren of terug te krijgen. Dit soort vrouwen vielen onder de bescherming van de grote godin der alchemie, Xi Wang Mu.
Soms wordt verteld dat de vrouwen die onsterfelijkheid of verlichting bereikten, op klaarlichte dag ten hemel voeren; soms ook dat ze gewoon hun aardse taken bleven vervullen en in leven bleven. Aan hun levens werd dikwijls niet veel ruchtbaarheid gegeven, omdat het één van de eigenschappen van het ‘ware yin (of vrouwelijke)’ zou zijn, om in stilte aan het verbeteren van de wereld te werken (zonder sporen achter te laten). Het buitengewone of het wezenlijke is in deze visie niet zichtbaar voor het gewone oog. Dat wist de kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry ons ook reeds te vertellen.
In de Chinese literatuur is het thema van de verlaten of verstoten vrouw geliefd. Hoe mooier de vrouw en hoe meer talenten ze had, hoe ongelukkiger wel haar levensloop moest zijn (zo dacht men), en dan zou het haar ook in de liefde niet meezitten. Niet dikwijls werd het leven van zo’n ongelukkige vrouw dan door mannelijke schrijvers aangewend als allegorie voor hun eigen miskend zijn in het maatschappelijke leven (het was in het oude China de hoogste roeping van een man om de keizer te helpen in zijn heilsmissie van het ordenen van de wereld. Talrijk waren natuurlijk diegenen, die deze positie niet bereikten of ‘verstoten’ werden uit hun ambt.).
Maar ook vrouwen hebben geschreven! Weliswaar is veel van hun werk niet bewaard gebleven of opgenomen in de canon of de authenticiteit ervan met nevelen omhuld, maar het werk dat is overgeleverd biedt niet alleen interessante aanwijzingen over het leven van vrouwen in een repressief klimaat, maar vooral ook aanwijzingen van deze vrouwen voor vrouwen die na hen komen. Aan de ene kant heb je de moralistische traktaten, die vertellen hoe de vrouwen zich in verschillende situaties dienen te gedragen en welke deugden zij dienen te cultiveren; aan de andere kant heb je teksten van zeer geletterde vrouwen (dikwijls levend als concubine of als courtisane; net als de hetaeren uit de Griekse traditie waren deze vrouwen dikwijls goed onderwezen in de kunsten, letteren en filosofie) en ook boeddhistische en taoïstische nonnen en mystica’s. Met name die laatste groep teksten is interessant voor vrouwen die weer willen aanknopen met de oude vrouwelijke wijsheid. (In deel 2: een kleine bloemlezing van deze teksten)